Breng je leerlingen op een leuke manier klassieke muziek bij!

 

Wat is Carnaval des Animaux?

Carnaval des Animaux is een klassiek muziekstuk van de componist Camille Saint-Saëns. Het muziekstuk bestaat uit 17 korte stukken: een intro, een afsluiting en 15 stukken waarin de dieren aan bod komen. In ieder stuk komt een ander dier aan bod. Dit ligt er niet dik bovenop. Er wordt op een subtiele manier, door gebruik van verschillende instrumenten, geprobeerd het dier ten gehore te brengen. Als het bijvoorbeeld gaat over de leeuw, dan hoor je geen gebrul, maar lage tonen die ons doen denken aan een roofdier.

 

Hoe kun je dit muziekstuk gebruiken tijdens een mentoruur?

Je kunt dit doen door het muziekstuk af te spelen in de klas. De leerlingen krijgen een wit vel en tekenen de dieren die zij denken te horen. Het gaat er niet om of ze het juiste dier tekenen bij het juiste fragment, maar om de associatie die een stuk bij hen oproept. Er is dus geen goed of fout. Natuurlijk is het wel erg leuk om achteraf te kijken welk dier de leerlingen getekend hebben bij ieder stuk en wat het dier was volgens Sain-Saëns. Je zult zien dat hier verschillen in zitten, maar dat de leerlingen het stuk van de leeuw bijvoorbeeld wel zullen associëren met een roofdier.

 

Waarom in een mentoruur?

Het gaat hier om een erg rustgevende oefening. De leerlingen kunnen even helemaal opgaan in hun fantasie of kunnen de tijd gebruiken om even helemaal ‘leeg’ te zijn, omdat ze nergens anders aan hoeven denken dan aan de muziek en hun tekening.

 

Benodigdheden:

  • Witte A4 vellen
  • Kleurpotloden
  • Het muziekstuk Carnaval des Animaux

Tijdsduur:

45 minuten

 

Tip:

Stop na ieder fragment de muziek en geef de leerlingen wat tijd om hun tekening af te maken. Sommige fragmenten duren namelijk slechts 30 seconden.

 

Uitleg (Wikipedia)

I. Introduction et Marche Royale du Lion

“Introductie en Koninklijke Mars van de Leeuw” – Andante maestoso. De tremolo van de piano’s gaat mee in de toonsterkte van de strijkinstrumenten, hierdoor wordt een bepaalde spanning opgebouwd tot aan de speelse glissando’s van de piano.

De mars (allegro non troppo, piú allegro) wordt geopend met de piano’s die in een matig snel tempo C-majeurakkoorden achter elkaar spelen, hierna wordt het majestueuze deel ingezet waar de piano en strijkinstrumenten te horen zijn. Hierna volgen 4 chromatische toonladders die worden gespeeld door violoncello, contrabas en piano. Met tussendoor akkoorden die door piano en viool worden gespeeld, hierna is het majestueuze thema nog een paar keer te horen, maar nu hoger, tot een chromatischetoonladder het deel op een plotse wijze afsluit.

 

II. Poules et Coqs

“Kippen en Hanen” – allegro, animato. Een snel, tikje schertsend deel dat door strijkinstrumenten met tussendoor solo-pianostukjes wordt onderbroken. Het deel lijkt te zijn geïnspireerd op J.-Ph. Rameaus La Poule uit diens klavecimbelsuite in G majeur. Na een tempowisseling komt het deel onverwachts tot een einde.

 

III. Hémiones (Animaux véloces)

“Muilezels of Snelle Dieren” – presto furioso. Een zeer snel stuk voor pianosolo dat furieus en erg gelijk gespeeld moet worden. Het stuk heeft twee partijen, elk voor één piano. Partij 1 begint op C3, Partij 2 op C2. Het moet ondanks de snelheid wel helder en gelijk gespeeld worden. Het sluit af met een ongelijkmatige toonladder en twee akkoorden.

 

IV. Tortues

“Schildpadden” – andante maestoso. Langzaam, majestueus en helder. De piano speelt het hele stuk door akkoorden aan die langzamerhand steeds hoger worden. De melodiepartij wordt gespeeld op strijkinstrumenten en citeert – sterk vertraagd – Offenbachs Galop Infernale uit diens operette Orphée aux Enfers (tegenwoordig vooral bekend als de Can-Can). Het stuk sluit helder af met akkoorden op de piano die steeds trager tot een afsluiting komen.

 

V. Éléphant

“Olifant” – allegretto pomposo. Voor piano en contrabas. Pompeus, ‘log’ en vrolijk. De lage contrabasmelodie en de zware akkoorden op de piano verbeelden de omvangrijke en onwendbare olifant. Ook in dit deel citeert de componist andere werken, namelijk Berlioz’ Danse des sylphes uit diens opera La Damnation de Faust en Mendelssohns A Midsummer Night’s Dream (op. 61). Het geheel sluit op marcante wijze af met sterk geaccentueerde slotakkoorden

 

VI. Kangourous

“Kangoeroes” – moderato. Mysterieus, strikt en wringend. Voor twee piano’s. De voorslagnoten spelen de chromatische tonen voor een omkering van het c-mineur-akkoord. Wordt geaccelereerd en daarna sterk vertraagd tot aan het korte middenstuk in driekwartsmaat waar weliswaar met akkoorden ‘gespeeld en gegoocheld’ wordt. Er zitten zowel harmonische als wringende tonen bij. Het is daar erg langzaam en slepend. Dan wordt het thema weer herhaald en dat een keer opnieuw, hierna komt een toonladder van G tot G met bij elke noot de voorslagnoten tot een volledige vertraging tot een zeer langzaam eindstuk dat te vergelijken valt met de middenstukken.

 

VII. Aquarium

Andantino. Mysterieus, harmonisch en zeer helder. Twee piano’s, strijkinstrumenten, blokfluit en glasharmonica (vaak vervangen door glockenspiel of celesta). De piano speelt loopjes die beginnen met de melodievormende noten als eerste en de strijkinstrumenten die de mysterieuze melodie spelen, tot een chromatisch middenstuk op de piano, hierna het voorafgaande ongeveer herhaald met hierna een variatie op het eerste thema, waarop een helder stuk volgt op twee piano’s, gracieus met glissando’s en arpeggio’s die elkaar snel opvolgen. Hierna een variatie op het chromatische thema waarna het helder wordt afgesloten in A-majeur.

 

VIII. Personnages à Longues Oreilles

“Personages met Lange Oren” – ad libitum (meestal ongeveer Moderato uitgevoerd). Niet melodisch, vreemd, niet harmonisch. De hoge noten op de violen doen denken dat deze anders gestemd zijn, want ze zijn zo snel met de voorslagnoten dat ze nog hoger lijken dan ze zijn. Hierna komen lage gedeelten op de andere strijkers die zich lijken te accelereren en daarna weer lijken te vertragen, dit is echter niet zo, de nootwaarden veranderen alleen.

 

IX. Le Coucou au Fond des Bois

“De Koekoek in het Diepst van het Woud” – Andante. Harmonieus, droef en schertsend. De piano speelt langzame akkoorden die elkaar op een trieste wijze opvolgen. De klarinet, in de coulissen gepositioneerd, speelt het thema van de noten Bis-Gis (of C-As) die het geheel een schertsend tintje geven. De akkoorden op de piano worden langzamerhand dringend en dreigend. Het thema van de koekoek onderbreekt dit echter steeds weer. Dit thema wordt in totaal 21 keer gespeeld. Het stuk sluit met een harmonieus E-majeurakkoord af.

 

X. Volière

Moderato grazioso. Gracieus, snel en doortastend. Dit is absoluut een soort ‘expositie’ van de instrumenten die aan het werk meedoen. De strijkers spelen steeds tremolo’s in F-majeur terwijl de houtblazers een vrolijke melodie spelen met snelle noten. Met een sierlijke afwisseling door akkoorden op de piano en de chromatische toonladders wordt het een speels maar erg sierlijk geheel. Je herkent er meteen vogeltjes in als je het hoort.

 

XI. Pianistes

“Pianisten” – allegro moderato. Schertsend, beginnend, irritant. Dit is een soort overzicht van etudes, beginnersoefeningen van pianisten die stumperig gespeeld worden en steeds verbeteren naarmate het deel vordert. De akkoorden duiden steeds aan dat het verandert. Het laatste stuk bestaat uit tertsen die steeds afgewisseld worden met een melodietje van de altviool en cello ertussen door, het wordt op markante wijze afgesloten door drie akkoorden.

 

XII. Fossiles

“Fossielen” – allegro ridicolo. Veelzijdig, snel, harmonieus. In dit stuk spelen alle instrumenten mee. Het hoofdthema, een citaat uit Saint-Saëns’ symfonisch gedicht Danse Macabre (op. 40), wordt direct geïntroduceerd. Net als in Danse Macabre verbeelden de klanken van de xylofoon (versteende) beenderen. Hierna volgen verschillende (variaties op) ouderwetse volksliedjes, zoals J’ai du bon tabac, Ah, vous dirai-je, maman? (vgl. W.A. Mozarts thema en twaalf variaties, KV265), Au clair de la lune en Partant pour la Syrie. Ook Rossini’s aria Una voce poco fa uit diens opera Il barbiere di Siviglia passeert de revue. Een en ander wordt zo nu en dan afgewisseld met het hoofdthema. De titel van dit deel verwijst wellicht niet alleen naar fossielen, maar (vooral) ook naar het archaïsche karakter van genoemde liedjes.

 

XIII. Cygne

“Zwaan” – adagio. Langzaam, zéér gracieus en lieflijk. De piano speelt loopjes in verschillende akkoorden terwijl de strijkers de melodie spelen die opbouwt naar een bepaald hoogtepunt dat er eigenlijk niet echt is. De melodie vordert steeds meer als deze wordt afgesloten op een zeer gracieuze en langzame manier. Met daaropvolgend nog een pianosolo die uit dezelfde loopjes bestaat die steeds dalen. Aleksandr Zilotien Leopold Godowsky maakten transcripties voor piano solo van dit deel.

De Russische choreograaf Michel Fokine zette Cygne onder de titel De stervende zwaan in 1907 om in een bekende

Balletsolo voor ballarina Anna Pavlova. De stervende zwaan is nog steeds de meest gedanste balletsolo in de wereld.

 

XIV. Final

Finale” – molto allegro. Begint al opwindend met opzwepende tremolo’s op de piano’s en melodietjes uit de introductie op strijkinstrumenten en snel op elkaar volgende glissando’s (vgl. de Introduction), gevolgd door het ludieke hoofdthema. Hierna komt het voornaamste thema uit Hémoines nog een keer naar voren met kleine variaties. Met hierna weer het hoofdthema. Hierna een gemengd stuk dat bestaat uit thema’s uit Poules et Coqs en Pianistes Hierna een thema uit Kangourous, dan glissando’s en thema’s uit Le marche royale du lion en Personnages à longues oreilles. Afgesloten door een paar akkoorden.

 


Maak jouw eigen website met JouwWeb