De spelregels

 

 Stelling
Een debat gaat altijd over een stelling, oftewel een uitspraak of standpunt waar de meningen over kunnen verschillen.

Deze stelling wordt door de organisator van het debat bedacht.

Voorbeelden zijn; ‘Roken in openbare ruimtes moet worden verboden’, ’Sms’en vergroot de taalvaardigheid’ en

‘Van gamen word je agressief’.

 

 Teams
Er zijn voorstanders en tegenstanders van de stelling.

Deze positie mag je niet zelf kiezen, maar wordt door de organisator aangewezen of door middel van loting bepaald.

Je verdedigt als team dus niet je eigen mening over de stelling maar datgene wat je is toegewezen.

Dit is heel belangrijk.

Het gaat niet om wie het beste zijn eigen mening kan geven maar om wie het beste een willekeurig standpunt kan verdedigen en onderbouwen.

Uiteindelijk gaat het erom welk team het meest overtuigend is in het debat.

 

 Jury
Ieder debat kent een jury.

Dit zijn de mensen die beslissen welk team het beste gedebatteerd heeft.

Voorafgaand aan het debat worden de criteria bepaald waar de jury op gaat letten.

Zo weten de teams wat zij moeten doen om te winnen.

De persoonlijke mening van de juryleden over de stelling speelt geen enkele rol.

Juryleden luisteren objectief en beslissen wie het beste gedebatteerd heeft, los van of ze het inhoudelijk eens zijn

met het standpunt of niet.

 

 Meningsverschil
Het debat draait alleen om die argumenten waar de voor- en tegenstanders het over oneens zijn en

niet over zaken waarover ze het eens zijn.

Het meningsverschil staat centraal.

Teams kunnen tijdens het debat het dus niet (geheel) eens worden over de stelling. 

 

 Gelijke wapenen
In alle opzichten wordt ervoor gezorgd dat het debat een eerlijke strijd wordt.

Zo hebben alle teams evenveel spreektijd en evenveel voorbereidingstijd.

Ook moeten zij toegang hebben tot dezelfde informatie en moet de stelling eerlijk zijn in de zin dat er voor beide kanten

iets te zeggen valt.